Learn Dutch - Episode 55: the police

Nederlandse politie auto

Credit: Flickr: Harry_NL / CC BY-NC-SA 2.0

'The police are your best friend' is an old familiar Dutch slogan. In this episode, Joyce Diebels from Dutch with Joyce, will teaches you important words and sentences that will come in handy if you ever need the police in the Netherlands.


Words from lesson 55: de police
EnglishDutch
police(de) politie
police station(het) politiebureau
police officer(de) (politie)agent
The officer is helping to find a lost child.
De agent helpt een verdwaald kind te vinden.
crime(het) misdrijf
The police are investigating the crime in the neighbourhood. De politie onderzoekt het misdrijf in de buurt.
to report a crimeaangifte doen
I want to report a stolen bicycle.
Ik wil aangifte doen van een gestolen fiets.
a fine(de) boete
He received a fine for speeding.Hij kreeg een boete voor te hard rijden.
traffic controller(de) verkeersregelaar
The traffic controller directed the traffic due to construction work.De verkeersregelaar leidde het verkeer om vanwege de werkzaamheden.
patrol(de) patrouille
The police are going on patrol in the park.De politie gaat op patrouille in het park.
suspect(de) verdachte
The suspect was arrested after a chase.
De verdachte werd gearresteerd na een achtervolging.
emergence number 000(het) alarmnummer 112
Call the emergency number if you are in danger.Bel het alarmnummer als je in gevaar bent.
evidence(het) bewijs
The police collected evidence at the crime scene.De politie verzamelde bewijs op de plaats delict.
prison(de) gevangenis
The suspect was taken to prison.
De verdachte werd naar de gevangenis gebracht.
Click here for more information about Joyce from Dutch with Joyce.

Share