Learn Dutch - Episode 50: holiday destinations

Sunset view during a holiday - Pixabay

Sunset view during a holiday - Pixabay Source: Pixabay

Who doesn't like a nice holiday? The 50th episode of our series Learn Dutch is about holiday destinations! This lesson is taught by Joyce Diebels of Dutch with Joyce.


Words from lesson 50: holiday destinations
EnglishDutch
holiday destinations(de) vakantiebestemmingen
holiday(de) vakantie
beach(het) strand
I’d like to go to the beach on holiday.Ik ga graag naar het strand op vakantie.
mountain(de) berg
The mountains are beautiful for hiking and skiing.De bergen zijn prachtig om te wandelen en te skiën.
city(de) stad
I love the hussle and bussle of the city during my holiday.Ik hou van de drukte van de stad tijdens mijn vakantie.
citytrip(de) stedentrip
campsite(de) camping
We are staying at a campsite in France this Summer.Wij verblijven op een camping in Frankrijk deze zomer.
hotel(het) hotel
The hotel has a swimming pool and a spa.Het hotel heeft een zwembad en een spa.
amusement park(het) attractiepark of (het) pretpark
The kids love amusements parks.De kinderen zijn dol op attractieparken.
forest(het) bos
The forest is perfect for hiking and to enjoy nature.
Het bos is perfect om te wandelen en te genieten van de natuur.
lake(het) meer
The lake is great for swimming and to float a boat.Het meer is ideaal om te zwemmen en te varen.
island(het) eiland
marriage(het) huwelijk
We are going to a tropical island for our honeymoon.We gaan naar het tropisch eiland voor onze huwelijksreis.
abroad(het) buitenland
We are going abroad to discover new cultures.
We gaan naar het buitenland om nieuwe culturen te ontdekken.
Click here for more information about Joyce from Dutch with Joyce.

Share