Words from lesson 42: the shed
English | Dutch |
shed | (de) schuur |
tools | (het) gereedschap |
bicycles | (de) fietsen |
gardening tools | (het) tuingereedschap |
lawnmower | (de) grasmaaier |
ladder | (de) (ladder) |
broom | (de) bezem |
bucket | (de) emmer |
paint | (de) verf |
storage | opslag |
The shed is a convenient place to store tools. | De schuur is een handige plek om gereedschap op te bergen. |
We always store our bicycles in the shed. | We stallen onze fietsen altijd in de schuur. |
The gardening tools are neatly organized on the wall of the shed. | Het tuingereedschap hangt netjes geordend aan de muur van de schuur. |
The lawnmower is ready in the shed for mowing the lawn. | De grasmaaier staat klaar in de schuur voor het maaien van het gazon. |
We have a ladder in the shed for chores around the house. | We hebben een ladder in de schuur voor klusjes rond het huis. |
The broom and the bucket hang next to each other in the shed. | De bezem en de emmer hangen naast elkaar in de schuur. |
The shed provides ample storage space for seasonal items. | Er liggen blikken verf op de planken in de schuur voor het schilderen. |
We also use the shed as a workshop for small projects. | We gebruiken de schuur ook als werkplaats voor kleine klussen. |
Click here for more information about Joyce from Dutch with Joyce.