Learn Dutch - Episode 41: the garden

Garden

Credit: Joe Axiaq

For this new epsiode of Learn Dutch it's useful to have 'green fingers', because Joyce from Dutch with Joyce will take you into the garden.


Words from lesson 41: the garden
EnglishDutch
garden(de) tuin
front garden / back garden(de) voortuin / (de) achtertuin
I plant flowers in my garden to brighten it up.Ik plant bloemen in mijn tuin om het op te fleuren.
weed(het) onkruid
I pull the weed out of the ground so that it doesn’t take everything over.Ik trek het onkruid uit de grond zodat het niet de overhand krijgt.
lawn(het) gazon, (het) gras
to mowmaaien
The grass grows quickly so it must be regularly be mowed.Het gras groeit snel en moet regelmatig worden gemaaid.
shuffle(de) schop, het schepje (voor kind)
tossing and turningwoelen
I use a shuffle to toss and turn the earth before the planting.Ik gebruik een schop om de aarde te woelen voor het planten.
watering can(de) gieter
With the watering can I give the plants water so that they can grow.Met de gieter geef ik de planten water zodat ze kunnen groeien.
hose(de) tuinslang
gardener(de) tuinman
The gardener takes care of the plans and gives them water with the hose.De tuinman verzorgt de planten en geeft ze water met een tuinslang.
fence(het) hek
The fence protects our garden and gives us privacy.Het tuinhek beschermt onze tuin en geeft privacy.
to enjoygenieten
In the evening I enjoy the quietness and silence in my garden.'s Avonds geniet ik van de rust en stilte in mijn tuin.
Click here for more information about Joyce from Dutch with Joyce.

Share